Bert Teunissen te zien in Fotomuseum Den Haag

Sober, eenzaam, gehard – de boer is een raadsel geworden. Herbergt het boerenleven nog gehei­men? Kunnen wij Nederlanders, met ondanks de verstedelijking nog altijd akkers en weilanden op fietsafstand, ons nog laten verrassen door wat daar groeit en graast, door hoe het leeft en sterft, hoe de cycli van de seizoenen zich in eindeloze herhaling aaneen rijgen?

Het antwoord is dezer dagen, in het jaargetij waarin de boer zaait noch oogst, te vinden in het Fotomuseum Den Haag. Ja, er zijn nog geheimen. En ja, het platteland kan verrassen, toont ons de expositie Boeren, avonturen op het land. Die titel is minder ironisch dan hij lijkt en heeft zowel betrekking op het museumbezoek zelf als op het-kleine-avontuur van het boeren­leven. Dat leven voltrekt zich dikwijls traag en voorspelbaar, maar geenszins zonder drama of onheil.

Rond de 250 foto’s en enkele films, waaronder de weergaloze, gedigitali­seerde en opnieuw gemonteerde docu­mentaire Het is een schone dag geweest van Jos de Putter, schetsen tezamen een episch, meeslepend en soms schokkend beeld van het Nederlandse boe­renbestaan.

Die schok ondergaat de bezoeker al bij binnenkomst, waar hij wordt verwel­komd met een foto op groot formaat van Bert Teunissen waarop een boeren­stel (of zijn het moeder en zoon?) po­seert aan de keukentafel in Ruurlo. Het is 1997 en behalve het gasfornuis, de alu­minium deurklink, de vaatdoekhanger­tjes aan de muren en het kunstlicht is er niets te ontdekken dat per sé uit de afge­lopen eeuw stamt. Had de fotografie tweehonderd jaar geleden bestaan, dan had dit beeld niet wezenlijk anders hoe­ven zijn. De Achterhoekers in dit tijdloze interieur vormen nog een schakel die de kijker verbindt met eeuwen boeren­geschiedenis.

Voltooid verleden. Maar de nostalgie die dit soort beelden ooit aankleefde, legt het af tegen de schokkende wetenschap dat deze leef­wijze -sober, hard, eenzaam en onaf­hankelijk, van moderne gemakken ver­stoken -nu vrijwel tot het voltooid ver­leden behoort.

Dat besef van een definitieve breuk met het agrarische verleden maakt zich vaker van de bezoeker meester. Als gevolg van de introductie van mo­derne landbouwmachines die de land­bouw een industrieel karakter geven, is de vanzelfsprekende verbondenheid tussen de mens en zijn grond, gewas en dier aan het verdwijnen.

De gelooide handen van boer Evert uit Voorthuizen, met huidkreukels die van een lang leven zwoegen getuigen,eind vorige eeuw vastgelegd door Brand Overeem. De beschadigde han­den van een· Groningse aardappel­rooier in 1940, de vingers met puntige hulzen beschermd tegen de bonkige klei -de foto van Charles Breijer (1914- 2011) maakt de armoede tastbaar. En wie heeft er nog oog voor een berijpte kool zoals Piet Zwart dat in 1930 had?

Veel bezoekers zullen zich gaande­weg op de expositie realiseren hoe de gemeenschappelijke kennis over het boerenleven aan het verdwijnen is. We herkennen de koe, de kip, het varken, het graan, maar naarmate we meer fo­to’s zien van de wijze waarop de boeren hun have en goed verzorgen, neemt de raadselachtigheid van hun werkzaam­heden toe.

De routine waarmee de vader van ci­neast Jos de Putter (die zijn ouders in 1993 filmde in hun laatste oogstjaar) een koord knoopt om de snuit van een koe, de poëtische wijze waarop hij de rijpheid van tarwe in het veld keurt, zijn werktuigen waarvan we de toepas­sing niet meer kennen -er ligt eeuwen­oude boerenwijsheid in besloten die onherroepelijk verloren gaat.

Het is op de expositie lang niet alles melancholie om het nagenoeg voltooid verleden. Jonge generaties fotografen bekijken het boerenleven met een frisse blik. Loek Buter (1982), die een stal met door mest en de tand des tijds uitgebe­ten deuren door zijn kadrering abstra­heert tot een compositie van geometri­sche vlakken, met een hoofdrol voor het grijs van asbest golfplaten boven aan het bouwsel. Dertigers Tryntsje Nauta en Heleen Haijtema, die een stoer, glan­zend Fries paard portretteren, bedekt met slingers en confetti, een exponent van de hedendaagse feestcultuur: een feestbeest.

Ed van der Elsken en Hans Bol, wier foto’s van respectievelijk besneeuwde en hoogbejaarde paardjes vertedering en compassie opwekken. Bert Verhoeff, die in een achtluik de omzwervingen van een koe in de sloot volgt, tot en met de fortuinlijke ontknoping van dat zin­derend avontuur. En nog steeds: de tijdloze schoonheid van warrelend hooi, de naar abstracte sculpturen neigende wrakke houten bouwsels op het land die hun functie allang hebben ver­loren maar weigeren in te storten, de volmaakte stapeling van witte kool op een kar. Het is gezien door fotografen, het is vastgelegd voor het nageslacht en daarmee tenminste behoed voor ver­getelheid. De foto’s hangen aan muren met verf die doet denken aan beton uit de stal. Het enige dat ontbreekt is de geur van mest of hooi. Burgers en boe­ren, al dan niet in ruste: spoedt u naar Den Haag.

– – –

Boerenavonturen op het land. Het boerenleven in de Nederlandse fotografie vanaf 1885. Fotomuseum Den Haag t/m 13/3. Gelijknamig boek door Wim van Sinderen, Dirk Kome en Kees ’t Hart. Lecturis, 24,95 euro.

– – –

Website Bert Teunissen

– – –

BRON: De Volkskrant