Met haar monumentale geraamtes zoomt Maartje Korstanje (docent Fine Art AKI) in op de rafels van de natuurlijke wereld. Niet als herinnering aan de vergankelijkheid, maar als viering van het leven.
Sommige kunstenaars zetten hun bewondering voor de natuur om in jubelende, lieflijke kunstwerken. Denk bijvoorbeeld aan De Waterlelies van Claude Monet Of de wonderbaarlijke landschappen van David Hockney, die de afgelopen jaren meerdere gigantische doeken van de omgeving van zijn huis in Yorkshire maakte. In hun schilderijen verheerlijken Monet en Hockney, met kleur en penseelstreek, de zintuiglijk ervaring van de natuur.
Ook Maartje Korstanje (1982) neemt de planten-en dierenwereld als inspiratiebron. Alleen schaart zij zich eerder in de traditie van Francis Bacon, die zijn subjecten vervormde en grillig maakte. Korstanje brengt organismes terug tot hun essentie, vormt ze om en creëert daarmee een eigen vormentaaL Haar beelden lijken op de trofeeën van een archeoloog: knokige structuren, bungelend aan ruige touwen of opgesteld op simpele schragen.
Korstanje groeide op op het Zeeuwse platteland, waar haar ouders een fruitteeltbedrijf hielden dat hoorde bij een biologisch-dynamische boerderij. In de zomer plukte ze daar samen met haar twee jongere broers kersen, appels, peren en pruimen. Ze ging naar de vrije school, waar ze haar liefde voor de natuur op allerlei manieren mocht botvieren. De overstap naar de gewone, veel minder op creativiteit gerichte middelbare school was in eerste instantie dan ook lastig. Een enthousiaste tekenleraar spoorde Korstanje aan extra schilderlessen te nemen en zich aan te melden voor de vooropleiding van AKVI St.Joost in Breda, waar ze na haar eindexamen in 2001 werd aangenomen. St.Joost is een kunstacademie met veel aandacht voor ambacht en klassieke technieken -passend bij iemand die meer vertrouwt op intuïtie en gevoel dan op ratio. Pas in het laatste jaar van haar studie ontdekte Korstanje ‘haar’ vorm en materiaal: papier-maché. Daarmee kon ze net zo snel en vrij werken als in verf, maar zonder de ruimtelijke beperkingen van het doek. Mede omdat papier-maché in Breda al snel wordt geassocieerd met carnaval, pakte ze het groots aan: voor haar eindexpositie in 2005 bouwde ze een heel klaslokaal vol met beelden van auto’s en katten. ‘De snel wegervaring’, noemde Korstanje het. Stralen, als gouden purschuim en slierten, dropen uit de grills van de auto’s, en uit de ogen van de katten staken kegels van licht. Dit licht werd, zoals kunstcriticus Lucette ter Borg het omschreef, ’tot stilstand gebracht door de kunstenaar’. Scouts van het prestigieuze Sandberg Instituut zagen Korstanjes afstudeerwerk, en nodigden haar uit een vervolgopleiding te komen doen in Amsterdam.
Zeeanemoon Hoewel Korstanjes kunst tot wasdom is gekomen, grijpt ze in haar manier van werken nog altijd terug op haar ervaringen met de natuur uit haar jeugd. Ze wil de interpretatie van haar beelden zoveel mogelijk overlaten aan de toeschouwer: de titels van haar kunstwerken bestaan consequent uit een opsomming van de gebruikte materialen. Die titels verwarren de toeschouwer (en menig criticus bij het benoemen van de kunstwerken): ‘Is het werkelijk alleen touw, epoxy, pigment, polyurethaanschuim, karton en houtlijm waar die opgeknoopte larven, poppen en botten uit bestaan?’ Zo probeert Korstanje de waarneming van de toeschouwer op scherp te zetten. Het is een van de vele artistieke technieken en ideeën die Korstanje bewust of onbewust heeft overgenomen van de antroposoof, en oprichter van de vrije school, Rudolf Steiner.
Steiner dankte zijn ideeën aan de Theosofische Beweging, een spirituele stroming die stelt dat alle wereldgodsdiensten een zekere vorm van waarheid behelsen, en die met ‘goddelijke krachten’ de mens tot grotere perfectie wil brengen. In Steiners antroposofie ontwikkelt de mens een groter en breder bewustzijn door de training van zijn zintuigen. Het ‘zien’ van de wereld met álle zintuigen is daarin erg belangrijk (waarbij je ‘wereld’ nu zou vertalen met ‘natuur’). Kunst was in de ogen van Steiner een belangrijke manier om de wereld beter te kunnen bevatten, en de algehele ontwikkeling van de mens gaande te houden. Een andere invloed op Steiners antroposofie -en daarmee Korstanjes werk -was Ernst Haeckels Kunstformen der Natur, een serie van honderd prenten (uitgebracht tussen 1899 en 1904) waarmee de bioloog een lofzang bracht op de vele vormen die er in de natuur te vinden zijn. Haeckels haarfijne tekeningen van onder meer spinachtigen, zeeanemonen en schelpen waren van grote invloed op de kunst. Zo zijn de vormen bijvoorbeeld terug te vinden in de architectuur van H.P. Berlage en de foto’s van Karl Blossfeldt. En ook nu nog beroepen kunstenaars zich op Kunstformen, zoals onlangs te zien was in het Amsterdamse Mediamatic. Volgens Steiner toonden Haeckels tekeningen niet alleen de ontwikkeling van het dierenrijk, maar lieten ze ook zien hoe de menselijke geest zich kon cultiveren. Het Goetheanum, het door Steiner grotendeels zelf ontworpen centrum van de antroposofie in Dornach, laat zien hoe de filosoof die ontwikkeling wilde verbeelden. Het gebouw is van beton, maar heeft opvallend organische vormen. Vormen die, net als de sculpturen van Korstanje, continu in beweging lijken te zijn.
Vissershandschoen Korstanje beweert ‘vanuit haar gevoel’ te werken, zonder vooropgezet plan.
“Soms weet ik het ineens, zó ga ik het beeld maken”, zegt ze in een interview ter gelegenheid van haar recente expositie in Museum Jan Cunen in Oss. “Maar het blijft steeds vaker onzeker wat het resultaat zal zijn!’ Soms vormt een onderwerp uit de actualiteit-zoals de grootschalige ‘ruiming’ van vee een paar jaar geleden -de aanleidingvoor een werk, al zal Korstanje daar nooit direct naar verwijzen. En nog steeds werkt ze met eenvoudige materialen: naast papier-maché en ruw karton zijn daar klei, touw en pigment bijgekomen, en soms gebruiksvoorwerpen zoals zeil en vissers handschoenen. Hoewel er dus overeenkomsten zijn tussen Korstanjes manier van werken en Steiners ideeën over kunst en natuur, is er ook een belangrijk verschil. Waar Steiners vormen, bewegingen (in de eurithmie, de door hem ontwikkelde dansvorm) en theater altijd vloeiend en onafgebakend zijn, laat Korstanje steeds vaker de rafels zien. En daarbij dringt ze steeds verder door in de bouwstenen van de organismes. In haar vroege werk speelden ‘levende’ katten en vogels een centrale rol, eerder dit jaar, bij de tentoonstelling van de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs in het Stedelijk Museum Schiedam, deden de vormen vooral denken aan de skeletten en botstructuren die onderhuids schuilgaan. Bovendien is er ook een verandering in Korstanjes kleurgebruik te zien. Maakte ze in 2008 nog een sculptuur met knalgroen en roze, en in 2009 een gigantische stellage met felgekleurde oranje slierten als ware het een skelet in ontbinding, kiest ze de laatste jaren voor een veel ingetogener palet -alsof ze ook daarin verder tot de kern van de natuurervaring wil doordringen. Het werk Karton/houtlijm/epoxy/hout, dat ze speciaal voor de tentoonstelling in Oss maakte, stond opgesteld op schragen: botachtige, bruine vormen, als een ruggengraat, overgoten met een groenige, glimmende smurrie. Kunst om omheen te lopen, en je te verbazen over de grilligheid van de vormen, die dankzij het materiaal als vanuit het niets lijkt te zijn ontstaan. Zo is haar kunst net zo’n lofzang op de natuur als de werken van Monet en Hockney, zij het met een twist: komen immers niet alle organismes, planten en dieren voort uit het stof der aarde, en keren zij daar ook weer naar terug? In plaats van de vormen op hun meest vitale moment te vangen (zoals Haeckels Kunstformen), toont Korstanje hen op hun kwetsbaarste ogenblik, vlak voor hun onherroepelijke verdwijnen. Door die grillige vormen zo krachtig neer te zetten laat ze zien dat ook dát moment bij het leven hoort. En dat ze later, in een andere gedaante, zullen terugkeren. In elk geval in het volgende werk van Korstanje.